haagbos
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: haagbos (hulp, bestand)
Woordafbreking
- haag·bos
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van haag zn en bos zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | haagbos | haagbossen |
verkleinwoord | haagbosje | haagbosjes |
Zelfstandig naamwoord
het haagbos o
- dicht struikgewas
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord haagbos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "haagbos" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
74 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.