haardvuur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  haardvuur    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • haard·vuur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord haardvuur haardvuren
verkleinwoord haardvuurtje haardvuurtjes

Zelfstandig naamwoord

hethaardvuuro

  1. Vuur in een haard of de haard (stookplaats) zelf.
     Er was meer hout nodig voor het haardvuur, Lauritz pakte een paar blokken berkenhout, genoeg om een uur te branden.[1]>

Gangbaarheid

  • Het woord haardvuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.