haarkleur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  haarkleur    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • haar·kleur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord haarkleur haarkleuren
verkleinwoord haarkleurtje haarkleurtjes

Zelfstandig naamwoord

dehaarkleurv/m

  1. kleur van het haar
     Daar ergens hielden zijn herinneringen op. Haar geslacht rook heerlijk, dat herinnerde hij zich. En het haar daarbeneden had dezelfde kleur als op haar hoofd, het was dus haar echte haarkleur.[1]
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord haarkleur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628265
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.