haat

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  haat    (hulp, bestand)
  • IPA: /hat/ (1 lettergreep); /ɦaːt/
Woordafbreking
  • haat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord haat -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dehaatm

  1. sterk gevoel van vijandschap
     In de brieven probeerde ik advies te geven over thema’s zoals omgaan met verlies en het vermijden van zelfmedelijden. Maar ook schreef ik mijn gedachten op over relaties, emoties, vrouwen, mannen, kinderen, verslaving, angst en haat.[4]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
haten

haat

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van haten
  2. gebiedende wijs van haten

Gangbaarheid

  • Het woord haat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Tetum

Hoofdtelwoord

haat

  1. vier
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.