halfvleugelige

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  halfvleugelige    (hulp, bestand)
  • IPA: /hɑlˈvløɣələɣə/ (5 lettergrepen)
Woordafbreking
  • half·vleu·ge·li·ge
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord halfvleugelige halfvleugeligen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dehalfvleugeligev/m

  1. (dierkunde) benaming voor insecten uit de orde Hemiptera 
     Rugzwemmer. Dit is een halfvleugelige, die de eigenaardige gewoonte heeft op haar rug te zwemmen[2]
Synoniemen
  • snavelinsect
Hyperoniemen
Hyponiemen
  • zie de categorie: Halfvleugeligen in het Nederlands

Bijvoeglijk naamwoord

halfvleugelige

  1. verbogen vorm van de stellende trap van halfvleugelig
     ‘Light verse’ kun je deze poëzie dan ook niet noemen. En helemaal niet waar Marijnis zijn persoonlijke woede of ontgoocheling verwoordt, zoals in ‘Spuugbeestje’. Daarin typeert hij het halfvleugelige insect Philaenus spumarius in de slotregels als
    ‘een bleekgroen beestje dat zijn heil
    – als ik – zoekt in poëtica van lucht en kwijl’.
    [3]

Gangbaarheid

  • Het woord halfvleugelige staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron Watervolkje, Katholiek Vrouwelijk Jeugdwerk, Utrecht in: Bloesem, jrg. 1951, nr. 6 (juni 1951), p. 106
  3. Weblink bron
    Arie van den Berg
    “De dichter is een spuugbeestje” (23 mei 2003) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.