halsband

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  halsband    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • hals·band
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord halsband halsbanden
verkleinwoord halsbandje halsbandjes

Zelfstandig naamwoord

dehalsbandm

  1. een om de hals en nek gesnoerde band
    • Baasje deed de hond zijn halsband om en ze gingen een stuk wandelen. 
  2. bandvormige tekening in vacht of verendek van een dier in de buurt van de nek
Hyponiemen
  • stroomhalsband
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord halsband staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.