handkracht
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: handkracht (hulp, bestand)
Woordafbreking
- hand·kracht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hand zn en kracht zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | handkracht | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de handkracht v / m [1]
- de mens als krachtsbron voor een toestel of apparaat
- de knijpkracht van de hand
- ▸ John Brigham, ex-marinier en vuurwapeninstructeur, koos Starling uit om ten overstaan van alle leerlingen haar handkracht te testen door haar in zestig seconden zo vaak mogelijk de trekker van een .[2]
Synoniemen
- [2] knijpkracht
Antoniemen
- [1] paardenkracht, stoomkracht
Gangbaarheid
- Het woord handkracht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “De schreeuw van het lam” (1994), Luitingh-Sijthoff , ISBN 902451990X
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.