heg

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  heg    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • heg
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘haag’ voor het eerst aangetroffen in 1100 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord heg heggen
verkleinwoord heggetje
hegje
heggetjes
hegjes

Zelfstandig naamwoord

dehegv/m

  1. een (meestal lijnvormige) aanplanting van struiken en/of bomen die dient om ruimten te scheiden
Synoniemen
Hyponiemen
  • vlechtheg
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord heg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Afrikaans

stamtijd
infinitief voltooid
deelwoord
heg
geheg
volledig

Werkwoord

heg

  1. hechten

Hongaars

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈhɛɡ/
Woordafbreking
  • heg

Zelfstandig naamwoord

heg

  1. litteken
Synoniemen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.