hemofiliepatiënt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hemofiliepatiënt    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • he·mo·fi·lie·pa·ti·ent
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hemofiliepatiënt hemofiliepatiënten
verkleinwoord hemofiliepatiëntje hemofiliepatiëntjes

Zelfstandig naamwoord

dehemofiliepatiëntm

  1. (medisch) persoon met een aangeboren stollingsstoornis
     Maar al vrij snel erna blijkt: niet alleen homo’s krijgen het, ook hemofiliepatiënten (bloedziekte) en spuitende drugsgebruikers. Het gaat dus om een gevaarlijk virus dat zich via het bloed verspreidt. ,,’We’ hadden opeens aids. Er was veel misinformatie, onbekendheid, paniek. Kun je het krijgen als je uit iemands kopje drinkt, of iemands hand schudt? Ik ben opgegroeid in de jaren ’70, de wilde losbandige jaren. Als het over seks ging, maakte je je alleen druk over zwanger worden. Maar onbekommerde seks was er plots niet meer bij,” blikt Louise van Deth, directeur van het Aidsfonds, terug.[1]
     Ook onder hetero's zijn er overigens bepaalde risicogroepen die geen bloed mogen geven. Het gaat dan bijvoorbeeld om hetero's die betaalde seks hebben gehad, die seks hebben gehad met een hemofiliepatiënt of hetero's die seks hebben gehad met mensen afkomstig uit Afrikaanse risicogebieden.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord hemofiliepatiënt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Hanneke van Houwelingen
    “Onbekommerde seks eindigde door aids” (31-07-2017), Tubantia
  2. Weblink bron “Sanquin tegen homobloedvoorstel D66” (28-05-2011), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.