herbergier

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  herbergier    (hulp, bestand)
  • IPA: /hɛrbɛr'gir/
Woordafbreking
  • her·ber·gier
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘waard’ voor het eerst aangetroffen in 1451 [1]
  • afgeleid van herberg met het achtervoegsel -ier [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord herbergier herbergiers
verkleinwoord herbergiertje herbergiertjes

Zelfstandig naamwoord

deherbergierm

  1. (beroep) iemand die een herberg exploiteert
    • De oude herbergier overleed twee weken geleden. 
Afgeleide begrippen
  • herbergierskrijt
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord herbergier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.