heus

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  heus    (hulp, bestand)
  • IPA: /høs/ (1 lettergreep); /ɦøs/
Woordafbreking
  • heus
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘hoffelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1406 [1]
  • Via het Middelnederlandse heuvisk afgeleid van hof.
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen heusheuserheust
verbogen heuseheusereheuste
partitief heusheusers-

Bijvoeglijk naamwoord

heus

  1. hoffelijk, beleefd
  2. werkelijk, echt
     Ook kwam ik een aantal ondernemers tegen die als heuse digitale nomaden hun bedrijven op afstand bestuurden.[2]
Vertalingen

Bijwoord

heus

  1. werkelijk, echt
    • Dat gebeurt heus niet! 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord heus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.