poli

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  poli    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈpoli/ (2 lettergrepen)
Gelijkklinkende woorden
Woordafbreking
  • po·li
enkelvoud meervoud
naamwoord poli poli's
verkleinwoord polietje polietjes

Zelfstandig naamwoord

depoliv

  1. (informeel) (afkorting) polikliniek
Hyponiemen
  • tandpoli

Gangbaarheid

  • Het woord poli staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
56 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  poli    (hulp, bestand)
  • IPA: /pɔ.li/
Woordherkomst en -opbouw
  • Uit Latijn politus, oorspronkelijk het voltooid deelwoord van polire. [1]
Woordafbreking
  • po·li

Zelfstandig naamwoord

poli m

  1. glans (na veelvuldig poetsen of polijsten)
  2. (figuurlijk) luister, elegantie
  enkelvoud meervoud
  mannelijk   poli polis
  vrouwelijk   polie polies

Bijvoeglijk naamwoord

poli

  1. gepolijst
  2. (figuurlijk) verfijnd
  3. (figuurlijk) beschaafd, beleefd

Werkwoord

poli

  1. voltooid deelwoord (participe passé) van polir
Afgeleide begrippen

Verwijzingen

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /pɔlɪ/
Woordafbreking
  • po·li

Zelfstandig naamwoord

poli

  1. datief enkelvoud van pole
  2. locatief enkelvoud van pole
  3. instrumentalis meervoud van pole
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.