hobby

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hobby    (hulp, bestand)
  • IPA: /hɔbi/
Woordafbreking
  • hob·by
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘liefhebberij’ voor het eerst aangetroffen in 1896 [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord hobby hobby's
verkleinwoord hobby'tje hobby'tjes

Zelfstandig naamwoord

dehobbym

  1. een liefhebberij of bezigheid ter ontspanning voor in de vrije tijd
    • Mijn hobby is het maken van websites en computerprogramma's. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
hobbyen

hobby

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hobbyen
    • Ik hobby. 
  2. gebiedende wijs van hobbyen
    • Hobby! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hobbyen
    • Hobby je? 

Gangbaarheid

  • Het woord hobby staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA:
enkelvoud meervoud
hobby hobbies

Zelfstandig naamwoord

Woordherkomst en -opbouw
  • Van hobi, "klein paard"; omstreeks 1400 voor het eerst aangetroffen.[1]

hobby

  1. hobby, vrijetijdsbesteding

Meer informatie

  • Zie Wikipedia voor meer informatie. (in het Engels)

Verwijzingen

  1. hobby (n.), etymonline.com

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈhɔbɪ /
Woordafbreking
  • hobby
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels
Naar frequentie 6946
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   hobby     hobbyen     hobbyer     hobbyene  
genitief   hobbys     hobbyens     hobbyers     hobbyenes  

Zelfstandig naamwoord

hobby, m

  1. hobby
    «Noen har en trivelig hobby
    Sommige hebben een leuke hobby.
Afgeleide begrippen

Meer informatie

  • Zie Wikipedia voor meer informatie. (in het Noors)

Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈhɔbɪ /
Woordafbreking
  • hobby
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   hobby     hobbyen     hobbyar     hobbyane  

Zelfstandig naamwoord

hobby, m

  1. hobby
Afgeleide begrippen

Meer informatie

  • Zie Wikipedia voor meer informatie. (in het Nynorsk)

Papiaments

Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Engelse, Nederlandse of Spaanse hobby.
enkelvoud of
impliciet meervoud
expliciet meervoud
  hobby     hobbynan  

Zelfstandig naamwoord

hobby

  1. hobby
Schrijfwijzen
  • Alternatieve spelling: hobi
  • Schrijfwijze op Bonaire en Curaçao: hòbi.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.