hondenriem

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hondenriem    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • hon·den·riem
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hondenriem hondenriemen
verkleinwoord hondenriempje hondenriempjes

Zelfstandig naamwoord

dehondenriemv/m

  1. een riem om de hond mee uit te laten
    • De hond rende zo snel weg dat ik de hondenriem van schrik losliet. 

Gangbaarheid

  • Het woord hondenriem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.