hondje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hondje    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈhɔɲcə/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • hond·je
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van  hond zn  met het achtervoegsel -je
    • [2] kan verwijzen naar de oppervlakkige gelijkenis tussen verplaatsing op vier wielen of vier poten en naar het verleden waarin honden als trekdier werden gebruikt
[2] enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord hondje hondjes

Zelfstandig naamwoord

hethondjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord hond
     Honden zijn bijvoorbeeld duurder dan katten en een klein hondje is goedkoper dan een herdershond.[1]
  2. alleen verkleinwoord (figuurlijk) (gereedschap) plank met daaronder vier kleine zwenkwielen voor het verplaatsen van zware, grote zaken, bijvoorbeeld meubels
     Of verhuizen een zwaar beroep is? “Heb je wel eens een wasmachine naar zolder getild”, antwoordt Noël. De hulpmiddelen, zoals het ‘hondje’, zijn belangrijk.[2]
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord hondje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Anne Vegterlo
    “Hondje ziek? Kassa!” (20 februari 2016) op nrc.nl
  2. Weblink bron Gearchiveerde versie “In beeld: verhuizer” (11 april 2019) op tonmagazine.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.