hoofddeel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hoofddeel    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈhofdel/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • hoofd·deel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hoofddeel hoofddelen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hethoofddeelo [1]

  1. belangrijkste of grootste gedeelte
    • Het hoofddeel van het concert bestond uit een uitvoering van het muziekstuk Schilderijen van een Tentoonstelling van de Russische componist Modest Moessorgski (1839-1881), gespeeld door de marinierskapel van de Koninklijke Marine.[2] 
    • Het verhaal van de eeuwige reis is natuurlijk het superieur eentonige hoofddeel van het boek. Juist die eentonigheid - van water, wind en wolken - zou mij geweldig hebben bekoord.[3] 
  2. bovenste deel van een bed waar normaliter het hoofd van de slapende is
    • Lattenbodem, 1-persoonsbed, met verstelbaar hoofddeel, geschikt voor alle matrastypen.[4] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord hoofddeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.