deel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: deel (hulp, bestand)
- IPA: / del / (1 lettergreep); /ˈdeːl/
Woordafbreking
- deel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘gedeelte’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
- In de betekenis van ‘plank, vloer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1343 [2] [3]
- afkomstig van:
- Middelnederlands: deel
- Oudnederlands: dēl
- Germaans: *dailan
- Indo-Europees: *dʰAilom
- Verwant in Germaans:
- West: Engels: dole (Angelsaksisch: dāl), Duits: Teil, (Oudhoogduits: teil), Fries: deel, diel (Oudfries: dēl)
- Oost: Gotisch: dail
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | deel | delen |
verkleinwoord | deeltje | deeltjes |
Zelfstandig naamwoord
[A] deel o
- een afsplitsing van een hoeveelheid, maat of gewicht, van een geheel waarbij samenstelling, functies of eigenschappen gelijk zijn of buiten beschouwing blijven (kenmerkend is dat de soortnaam van het geheel en de afgesplitsing gelijk is)
- Een deel van een pak suiker.
- een meeteenheid bij vloeistoffen en stoffen in poedervorm
- metselspecie is een mengsel van één deel bindmiddel, drie delen fijn zand en één deel water.
- een stuk van het geheel
- Ik heb een deel van het afval in de groene bak gedaan een ander deel in de zwarte bak.
- een werk / boek / aflevering van een serie (bij een boekenserie, filmserie tv-serie)
- Ik heb alle delen van 'in de ban van de ring' gelezen
Synoniemen
Antoniemen
- compleetheid, geheel, ongedeeldheid, onverdeeldheid, volledigheid
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- naamwoordelijk deel van het gezegde
- [1]: het overgrote deel
- De brutalen hebben ( of een brutaal mens heeft) het derde deel van de ( of de halve) wereld
- Ergens part noch deel aan hebben
ergens niets van weten of niet aan deelgenomen hebben
Vertalingen
1. een afsplitsing van een geheel
het overgrote deel
|
het overgrote deel
|
Zelfstandig naamwoord
[B] deel v/m
- een werkruimte in de stal of schuur van een boerderij
- De familie zat op de deel.
- vloerdeel, planken vloer
Afgeleide begrippen
- deeldeur
Verwante begrippen
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
delen |
deel
Gangbaarheid
- Het woord deel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "deel" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "deel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ deel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ deel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Nedersaksisch
Zelfstandig naamwoord
deel
- [A] deel
Synoniemen
Veluws
Zelfstandig naamwoord
deel
- [A] deel
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.