hoon

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hoon    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • hoon
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘smadelijke bejegening’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord hoon
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dehoonm

  1. honende uitlating
    • hoon tegen juist die anderen. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
honen

hoon

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van honen
    • Ik hoon. 
  2. gebiedende wijs van honen
    • Hoon! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van honen
    • Hoon je? 

Gangbaarheid

  • Het woord hoon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.