hotelgezin

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hotelgezin    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ho·tel·ge·zin
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hotelgezin hotelgezinnen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hethotelgezino

  1. gezin waarvan de leden zo druk zijn dat ze geen tijd meer hebben voor gemeenschappelijke activiteiten
  2. gezin waar de kinderen niet zelfstandig gaan wonen als ze al ouder zijn en door de ouders verzorgd blijven worden
  3. gezin dat een hotel runt

Gangbaarheid

  • Het woord hotelgezin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.