hotelplan

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hotelplan    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ho·tel·plan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hotelplan hotelplannen
verkleinwoord hotelplannetje hotelplannetjes

Zelfstandig naamwoord

hethotelplano

  1. (horeca) (toerisme) voornemen om ergens een hotel te vestigen
     Volgens het college richten beide partijen (de gemeente en de initiatiefnemers van het hotelplan) zich nu op een ontwikkeling naast elkaar, ‘waarbij onderzoek wordt gedaan naar de synergievoordelen.’[1]
     De gemeenteraad had ingestemd met de hotelplannen omdat Kiev te weinig hotels heeft voor het EK Voetbal in 2012.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord 'hotelplan' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Wim Goorhuis
    “Tubbergen onderzoekt voors en tegens van hotelplan” (09-02-2021), Tubantia
  2. Weblink bron “Rel in Kiev over hotel op massagraf WWII” (28 september 2009), Reformatorisch Dagblad
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.