houtkant
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: houtkant (hulp, bestand)
Woordafbreking
- hout·kant
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van hout zn en kant zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | houtkant | houtkanten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de houtkant m
- strook bomen, struikgewas en kreupelhout dat een stuk land omgeeft
- De mix van grasland, bloemenweide, houtkanten en nu ook bomen biedt kansen aan fauna en flora. Tegelijk genieten de omwonenden van een fijne leefomgeving. Het Gasthuisbos is de voorbije twee decennia uitgegroeid tot een boscomplex van 35 ha. [2]
- De vogels sterven uit omdat door doorgedreven grootschalige landbouw de afgelopen jaren onverharde wegen, grasstroken en houtkanten verdwenen, waardoor ze hun broed- en eetplaatsen kwijtraakten. Maar ook, misschien zelfs vooral, omdat er niet genoeg insecten meer zijn waarmee ze zichzelf en hun jongen kunnen voeden. [3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord houtkant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "houtkant" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Standaard 20 FEBRUARI 2018 Beschermd eeuwenoud Gasthuisbos breidt weer uit
- ↑ De Standaard 6 APRIL 2018 BIODIVERSITEITSCRISIS
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.