hui

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hui    (hulp, bestand)
  • IPA: /hœy/ (1 lettergreep)
    • (Noord-Nederland): /ɦœʏ̯/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɦœː/
Woordafbreking
  • hui
Woordherkomst en -opbouw
  • Een nevenvorm van wei waarin de begin-w gevocaliseerd is.
enkelvoud meervoud
naamwoord hui huien
verkleinwoord huitje huitjes

Zelfstandig naamwoord

dehuiv/m

  1. vloeistof die bij de kaasbereiding ontstaat door het stremmen van de melk na toevoeging van stremsel
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • huiboter
Uitdrukkingen en gezegden

hui drinken

  • in armoede leven

Gangbaarheid

  • Het woord hui staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
20 %van de Nederlanders;
22 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
huir

hui

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito indefinido) van huir
vervoeging van
huirse

hui

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito indefinido) van huirse
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.