huishoudbudget
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: huishoudbudget (hulp, bestand)
Woordafbreking
- huis·houd·bud·get
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van huishouden zn en budget zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | huishoudbudget | huishoudbudgets huishoudbudgetten |
verkleinwoord | huishoudbudgetje | huishoudbudgetjes |
Zelfstandig naamwoord
het huishoudbudget o
- geld dat beschikbaar is voor huishoudelijke uitgaven zoals voeding, zelfverzorging, schoonmaakmiddelen en kleding
- ▸ Bij 12 procent van de jongeren in Nederland is het huishoudbudget te krap. In Zaanstad ligt het percentage jongeren dat in armoede opgroeit ongeveer op het landelijk gemiddelde. Ook komt de hardnekkigheid van armoede overeen met het landelijke beeld.[1]
- ▸ Moeders zijn bovendien een aantrekkelijke doelgroep. Vrouwen nemen namelijk de meeste beslissingen over het huishoudbudget. "Bij alle campagnes is de mommy influencer wel één van de influencers die we inzetten," zegt marketeer John Meulemans.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord huishoudbudget staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Niet genoeg geld voor schoolreisje? Praat er over!” (zaterdag 15 oktober 2016, 07:30), NOS
- ↑ Weblink bron Rolinde Hoorntje“Hoe beïnvloedt de 'momfluencer' ons moederbeeld?” (zondag 14 mei 2023, 07:28), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.