huishoudwerkloosheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  huishoudwerkloosheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • huis·houd·werk·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huishoudwerkloosheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dehuishoudwerkloosheidv

  1. werkloosheid bij alle leden van een huishouding
     Op het vlak van de zogenaamde huishoudwerkloosheid scoort België veel slechter dan wat individuele werkloosheid betreft. De werkloosheid is namelijk meer dan elders geconcentreerd in gezinnen waar niemand werkt. Vooral in Brussel en Wallonië is dat het geval. ‘De manier waarop het werk verdeeld is, zit dus erg scheef’, licht Vandenbroucke toe.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord huishoudwerkloosheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Michiel Leen
    “Werk in België scheef verdeeld” (15/05/2015), De Standaard
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.