huisorgel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  huisorgel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • huis·or·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huisorgel huisorgels
verkleinwoord huisorgeltje huisorgeltjes

Zelfstandig naamwoord

hethuisorgelo [1]

  1. (muziek) een pijporgel of elektronisch orgel dat speciaal is ontworpen voor gebruik in een particuliere woning
     Hij groeide op in een gereformeerd gezin met zes kinderen in Coevorden. Ze gingen tweemaal per zondag naar de kerk en zongen tussendoor thuis psalmen bij het huisorgel. Bij de gereformeerde knapenvereniging leerde Mient Jan al vroeg in het openbaar te spreken en te discussiëren.[2]


Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord huisorgel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    Dik Verkuil
    “Vredesactivist Mient Jan Faber bleef gereformeerde jongen” (zondag 15 mei 2022, 20:20), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.