huisregel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  huisregel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • huis·re·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huisregel huisregels
verkleinwoord huisregeltje huisregeltjes

Zelfstandig naamwoord

dehuisregelm

  1. Een bedrijf of instelling kan huisregels hebben voor bijvoorbeeld personeel, vrijwilligers en gasten/klanten/bewoners/patiënten/gedetineerden/bezoekers.
    • Binnen ieder gezin gelden min of meer bindende huisregels. 

Gangbaarheid

  • Het woord huisregel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.