huiswerkopdracht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  huiswerkopdracht    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • huis·werk·op·dracht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huiswerkopdracht huiswerkopdrachten
verkleinwoord huiswerkopdrachtje huiswerkopdrachtjes

Zelfstandig naamwoord

dehuiswerkopdrachtv/m

  1. een taak die aan studenten wordt gegeven om buiten de schooluren uit te voeren
     Speciale dagen om proef te studeren, huiswerkopdrachten te maken of een maandenlange zoektocht naar hun ware ik. Nu studenten zelf de opleidingskosten moeten betalen, is de keuzestress nóg groter. Middelbare scholieren beginnen hun zoektocht eerder en nemen niet langer genoegen met alleen een promopraatje op een open dag.[1]
  2. een taak die aan iemand wordt gegeven om buiten de werk-
of trainingsuren uit te voeren
  1.  Van der Poel maakt zich niet druk, voor hem is het gewoon veertien kilometer rammen. Bij de vrouwen ligt dat anders. "We hebben gisteravond een soort huiswerkopdracht gemaakt", vertelt Van Dijk.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord huiswerkopdracht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Studiekeuze nóg belangrijker nu jongeren zelf betalen” (dinsdag 20 september 2022, 18:45), Tubantia
  2. Weblink bron “Gemengde voorbereiding ploegentijdrit: Mollema vecht met eksters, Van Dijk doet huiswerk” (dinsdag 20 september 2022, 18:45), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.