huizenbouw

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  huizenbouw    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • hui·zen·bouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huizenbouw
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dehuizenbouwm

  1. het proces van het ontwerpen, plannen, en construeren van woningen
     'Houd bij huizenbouw nu al rekening met zeespiegelstijging'[1]
     De onderzoekers hebben gekeken naar de groei van de bevolking en de te verwachte huizenbouw. In eerdere prognoses was de verwachting dat het tekort aan woningen al vanaf 2026 zou afnemen.[2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • huizenbouwprogramma, huizenbouwproject, huizenbouwer

Gangbaarheid

  • Het woord huizenbouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron “'Houd bij huizenbouw nu al rekening met zeespiegelstijging'” (vrijdag 30 september 2022, 10:29), NOS
  2. Weblink bron “Woningtekort stijgt fors naar 390.000, pas vanaf 2028 minder krapte” (woensdag 12 juli 2023, 07:35), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.