huurhuis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  huurhuis    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • huur·huis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huurhuis huurhuizen
verkleinwoord huurhuisje huurhuisjes

Zelfstandig naamwoord

hethuurhuiso

  1. een woning die niet in eigendom is van de bewoners maar wordt gehuurd van de eigenaar
    • De woningbouwverenigingen hebben veel huurhuizen onder hun beheer. 
     Door een windhoos boven het Zeeuwse Zierikzee zijn maandag één dode en zeven gewonden gevallen, meldt de veiligheidsregio Zeeland. Eerder was sprake van ongeveer tien gewonden. De windhoos zorgde voor veel schade. Tien tot twintig huurhuizen raakten tijdelijk onbewoonbaar.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord huurhuis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Dode en zeven gewonden door windhoos boven Zierikzee” (27 juni 2022), NU.nl
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.