huwelijksband

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  huwelijksband    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • hu·we·lijks·band
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huwelijksband huwelijksbanden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dehuwelijksbandm

  1. wettelijke en emotionele band tussen twee mensen die met elkaar getrouwd zijn
    • In hun opvatting is de huwelijksband plooibaar en optioneel en slechts één van de vele manieren om lief te hebben en kinderen te krijgen - of niet.[2] 
    • Vrouwen ontdekten dat ze konden kiezen voor een leven zonder knellende huwelijksbanden, waarin ze hun eigen geld verdienden. Maar vooralsnog wel door hun lichamelijke aantrekkingskracht en verleidingstactieken uit te baten.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord huwelijksband staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Volkskrant Ross Douthat 2 juli 2015,
  3. Volkskrant ALEID TRUIJENS 29 juni 2013
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.