hypotheekbedrijf

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hypotheekbedrijf    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌhipoˈteɡbəˌdrɛif/ (5 lettergrepen)
Woordafbreking
  • hy·po·theek·be·drijf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord hypotheekbedrijf hypotheekbedrijven
verkleinwoord hypotheekbedrijfje hypotheekbedrijfjes

Zelfstandig naamwoord

hethypotheekbedrijfo

  1. (financieel) (economie) (deel van) een bedrijf dat hypothecaire leningen verschaft
     De Rabobank houdt de komende tijd alle dochterondernemingen tegen het licht. Naast Robeco gaat het om ondernemingen als hypotheekbedrijf Obvion, leasebedrijf De Lage Landen en Rabo Vastgoed. Door de aangescherpte kapitaaleisen worden banken gedwongen grotere financiële buffers aan te houden.[1]
     Ook in het hypotheekbedrijf wordt extra geld opzij gezet. Door de dalende huizenprijzen en de stijgende werkloosheid neemt de kans op wanbetaling bij hypotheken toe. Zo zijn op het totaal aantal uitstaande hypotheekleningen de aflossingen met een betalingsachterstand van 90 dagen of meer opgelopen van 0,9 procent naar 1,5 procent.[2]

Gangbaarheid

  • Het woord hypotheekbedrijf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Rabobank zet Robeco in etalage” (27 april 2012), NOS
  2. Weblink bron “Flinke winststijging voor ING” (8 mei 2013), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.