hypothese

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hypothese    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌhipoˈtezə/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • hy·po·the·se
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans hypothèse, in de betekenis van ‘nog te bewijzen stelling’ voor het eerst aangetroffen in 1568 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord hypothese hypothesen
hypotheses
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dehypothesev

  1. veronderstelling of aanname waar je van uitgaat, zonder dat je zeker weet dat die juist is
  2. (wetenschap) hypothese, beredeneerde verklaring voor waarnemingen die door toekomstige waarnemingen zou kunnen worden weerlegd
Hyponiemen
  • [2] afhankelijkheidshypothese, basishypothese, drempelhypothese, endosymbiontenhypothese, evolutiehypothese, hulphypothese, nevelhypothese, nulhypothese, onderzoekshypothese, uitgangshypothese, verklaringshypothese, werkhypothese
Afgeleide begrippen
  • hypothesevorming
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord hypothese staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.