imitatie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  imitatie    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Nederland): /ˌimiˈtatsi/
    • (Vlaanderen): /ˌimiˈtasi/
Woordafbreking
  • imi·ta·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘nabootsing’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
  • Naamwoord van handeling van imiteren met het achtervoegsel -atie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord imitatie imitaties
verkleinwoord imitatietje imitatietjes

Zelfstandig naamwoord

deimitatiev

  1. het nabootsen
    • Hou toch eens op met de imitatie van mij! 
  2. een nabootsing
    • Pas op, dat is een imitatie! 
Antoniemen
Hyponiemen
  • marmerimitatie
Afgeleide begrippen
  • imitatie-effect
  • imitatiebont
  • imitatiedrang
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord imitatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.