immuun

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  immuun    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • im·muun
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘onschendbaar, onvatbaar’ voor het eerst aangetroffen in 1895 [1]
  • [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen immuunimmunerimmuunst
verbogen immuneimmunereimmuunste
partitief immuunsimmuners-

Bijvoeglijk naamwoord

immuun

  1. (medisch) onvatbaar
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord immuun staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.