imperatief

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  imperatief    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • im·pe·ra·tief
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘gebiedende wijs’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1576 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord imperatief imperatieven
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deimperatiefm

  1. de vorm waarin een werkwoord gebruikt wordt als iets zeker gedaan moet worden
Synoniemen
Vertalingen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen imperatiefimperatieverimperatiefst
verbogen imperatieveimperatievereimperatiefste
partitief imperatiefsimperatievers-

Bijvoeglijk naamwoord

  1. gebiedend

Gangbaarheid

  • Het woord imperatief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.