implant

Engels

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
enkelvoud meervoud
implant implants

Zelfstandig naamwoord

implant

  1. (medisch): implantaat
vervoeging
onbepaalde wijs to  implant 
he/she/it  implants 
verleden tijd  implanted 
voltooid
deelwoord
 implanted 
onvoltooid
deelwoord
 implanting 
gebiedende wijs  implant 

Werkwoord

implant

  1. overgankelijk, (medisch): implanteren







Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  implant     l'implant     implants     les implants  

Zelfstandig naamwoord

implant m

  1. (medisch): implantaat
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.