inboedel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  inboedel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·boe·del
enkelvoud meervoud
naamwoord inboedel inboedels
verkleinwoord inboedeltje inboedeltjes

Zelfstandig naamwoord

deinboedelm

  1. de gebruiksvoorwerpen die horen tot de inrichting van een huis, zoals het meubilair, klein- en groothuishoudelijke apparatuur en de huishoudwaar (keukengerei en tafelwaar)
    • De inboedel was goed verzekerd, dus na de brand konden we nieuwe meubels kopen. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord inboedel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.