inboorlinge
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: inboorlinge (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɪmborˌlɪŋə / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- in·boor·lin·ge
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van inboorling zn met het achtervoegsel -e [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inboorlinge | inboorlinges |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de inboorlinge v
- vrouw die geboren is in de plaats of het gebied waar ze woont
- ▸ ⧖ 't Was rond 1895 te Westrozebeke. (…) Hij ging daar al lezen (bidden) door het vuur: de wind keerde, en de brand ging niet verder. - Geh. van een bejaarde inboorlinge van Westrozebeke die toen, als kind, in de kerk was en van dien brand alzo heeft horen vertellen.[2]
- (pregnant) (pejoratief) vrouw die behoort tot de oorspronkelijke, minder ontwikkelde bevolking van een gekoloniseerd gebied
- ▸ Uiterlijk verschilt ze niet veel van andere jonge vrouwen in Tokio, behalve dat haar trekken iets geprononceerder zijn en haar huid donkerder. En juist deze kleine verschillen veroorzaken de wijdverbreide discriminatie die de Ainu's tot op heden ondergaan. Op school werd ze gepest omdat ze een „zwarte inboorlinge” zou zijn.[3]
Synoniemen
- [2] inlandse
Hyperoniemen
- [1] autochtoon zn
Verwante begrippen
- vrouwelijke vorm van inboorling
Gangbaarheid
- Het woord 'inboorlinge' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron M.B.Mengelmaren : 't Geestelijk kan entwat... in: Biekorf., jrg. 50 nr. 5 (mei 1949), A. Van Poelvoorde, Brugge, p. 120 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
- ↑ Weblink bron David Watts“Ainu's, paria's van Japan, woedend op premier Nakasone” (22 november 1986) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.