indoorseizoen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  indoorseizoen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·door·sei·zoen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord indoorseizoen indoorseizoenen
verkleinwoord indoorseizoentje indoorseizoentjes

Zelfstandig naamwoord

hetindoorseizoeno

  1. (sport) deel van het jaar dat er voornamelijk overdekt atletiekwedstrijden worden gehouden; de periode van 1 oktober tot 1 april
     Van de atleten die aan de limieten hebben voldaan, maakte Nadine Visser in Apeldoorn indruk op de 100 meter horden. Visser, die tijdens het indoorseizoen een vervelende hamstringblessure opliep maar weer helemaal fit is, veroverde de titel in een tijd van 12,77. In de series had de nummer vijf van de Olympische Spelen al voor 12,84 getekend.[1]
     In Belgrado ontbrak Nederlands recordhoudster Nadine Visser. Het trainingsmaatje van Sedney, bij de vorige WK indoor in Birmingham goed voor brons, liep bij de NK een hamstringblessure op en beëindigde haar indoorseizoen.[2]
     Het 'outdoorseizoen'loopt van 1 april tot 1 oktober. Het 'indoorseizoen' loopt van 1 oktober tot 1 april. Maar het is dus niet zo dat tijdens het 'outdoorseizoen' alleen maar outdoorwedstrijden georganiseerd mogen worden en andersom. Dit is te vinden in het Algemeen Wedstrijdreglement in de begripsbepalingen.[3]
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord indoorseizoen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Wéér Nederlands record kogelstootster Schilder, ook Klaver en Bonevacia vallen op” (zondag 26 juni 2022, 17:13), NOS
  2. Weblink bron “Sedney zesde na 'slordige race'in mondiale indoorfinale 60 meter horden” (zaterdag 19 maart 2022, 18:38), NOS
  3. Weblink bron “Wanneer mogen er outdoor of indoorwedstrijden georganiseerd worden?”, NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.