inflatiepeil
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: inflatiepeil (hulp, bestand)
Woordafbreking
- in·fla·tie·peil
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van inflatie zn en peil zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inflatiepeil | inflatiepeilen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het inflatiepeil o
- (economie) de hoogte van de inflatie
- ▸ Na een sterke piek van de inflatie in 2022 daalde deze in de herfst van 2023, maar in de afgelopen 5 maanden lag het inflatiepeil weer boven de 3 procent. Economen zien doorgaans liever dat de inflatie onder de 2 procent blijft.[1]
- ▸ Het inflatiepeil blijft hoog, maar loopt wel snel terug. In januari kwam de inflatie uit op 7,6 procent, blijkt uit voorlopige cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Een maand eerder was de inflatie nog 9,6 procent.[2]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord inflatiepeil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “Ook in oktober zakt de inflatie maar niet verder terug” (donderdag 31 oktober, 07:02), NOS
- ↑ Weblink bron “Inflatie zakt snel door prijsplafond energie, voeding wel steeds duurder” (woensdag 1 februari 2023, 07:29), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.