ingenieur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ingenieur    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌɪŋɣəˈɲør/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • in·ge·ni·eur
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans ingénieur, in de betekenis van ‘afgestudeerde aan een hogere technische school’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1842 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord ingenieur ingenieurs
verkleinwoord ingenieurtje ingenieurtjes

Zelfstandig naamwoord

deingenieurm

  1. (beroep) iemand die is opgeleid in het hoger onderwijs om allerhande technische, technologische en organisatorische problemen op te lossen
     Wij ingenieurs tekenden en rekenden, de spoorwegarbeiders bouwden.[2]
Hyponiemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ingenieur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.