inkoopkracht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  inkoopkracht    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·koop·kracht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord inkoopkracht inkoopkrachten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deinkoopkrachtmv

  1. (economie) de macht die een organisatie of onderneming heeft wat betreft de voorwaarden bij de inkoop van goederen of producten
     Waarom de een er meer last van heeft dan de ander, kan verschillende oorzaken hebben. Het kan per leverancier en zelfs per model verschillen of een product makkelijk te krijgen is. Daarnaast hebben kleinere winkelketens of zelfstandige winkels minder inkoopkracht, die zijn dus eerder door hun voorraad heen.[1]
     Bruna en Audax hebben samen een omzet van 350 miljoen euro, 1700 medewerkers en ongeveer 1300 filialen. De bedrijven zeggen dat ze door schaalvoordelen en een grotere inkoopkracht sterker en efficiënter hopen te kunnen werken. De meeste Bruna-winkels zijn van franchisenemers.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord inkoopkracht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Nando Kasteleijn en Kees Rottinghuis
    “Speaker of vaatwasser kopen? Mogelijk langere levertijd door chiptekort” (zaterdag 8 mei 2021, 17:58), NOS
  2. Weblink bron “Bruna gaat op in moederbedrijf AKO en The Read Shop” (maandag 18 november 2019, 22:37), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.