inspraak

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  inspraak    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɪnsprak/
Woordafbreking
  • in·spraak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord inspraak -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deinspraakm

  1. de kans om zijn mening te uiten
    • De burgemeester heeft inspraak in die beslissing. 
Afgeleide begrippen
  • inspraakregeling
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord inspraak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.