investeren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  investeren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·ves·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘beleggen’ voor het eerst aangetroffen in 1937 [1]
  • afgeleid van het Franse investir met het achtervoegsel -eren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
investeren
investeerde
geïnvesteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

investeren

  • overgankelijk
  1. aanwenden met een productieve bestemming
  2. besteden aan
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord investeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.