invoerder

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  invoerder    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·voer·der
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van invoeren met het achtervoegsel -der
enkelvoud meervoud
naamwoord invoerder invoerders
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deinvoerderm

  1. (beroep) iemand die invoert (uit het buitenland), een importeur
Verwante begrippen
  • mannelijke vorm van invoerster

Gangbaarheid

  • Het woord invoerder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.