jasje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  jasje    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈjɑʃə/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • jas·je
enkelvoud meervoud
naamwoord
verkleinwoord jasje jasjes

Zelfstandig naamwoord

hetjasjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord jas
  2. dim. tant. (kleding) kledingstuk dat romp en armen bedekt, van voren met knopen wordt gesloten en over andere kledingstukken wordt gedragen
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [2] jasje-dasje
    in formele kleding
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord jasje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.