joch

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  joch    (hulp, bestand)
  • IPA: /jɔx/
Woordafbreking
  • joch
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord (joch) -
verkleinwoord jochie jochies

Zelfstandig naamwoord

hetjocho

  1. (informeel) jongeman in de tijd rond de puberteit
    • Je laat je toch door dat joch niet op je kop zitten? 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord joch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.