jonggezel
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: jonggezel (hulp, bestand)
Woordafbreking
- jong·ge·zel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van jong bn en gezel zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jonggezel | jonggezellen |
verkleinwoord | jonggezelletje | jonggezelletjes |
Zelfstandig naamwoord
de jonggezel m
- jonge (ongehuwde) man
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord 'jonggezel' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "jonggezel" herkend door:
75 % | van de Nederlanders; |
75 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.