bachelor

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bachelor    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɛtʃələr/
Woordafbreking
  • ba·che·lor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bachelor bachelors
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

debachelorm

  1. (onderwijs) academische titel, te behalen na drie tot vijf jaar hoger onderwijs
  2. (onderwijs) iemand die de onder [1] genoemde graad heeft behaald
Synoniemen
Hyponiemen
  • bachelor na bachelor, hbo-bachelor, wo-bachelor
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord bachelor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  bachelor (VS)    (hulp, bestand)
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
bachelor bachelors

Zelfstandig naamwoord

bachelor m

  1. vrijgezel
  2. (onderwijs) bachelor, een academische graad
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.