bachelor
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bachelor (hulp, bestand)
- IPA: /ˈbɛtʃələr/
Woordafbreking
- ba·che·lor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bachelor | bachelors |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de bachelor m
- (onderwijs) academische titel, te behalen na drie tot vijf jaar hoger onderwijs
- (onderwijs) iemand die de onder [1] genoemde graad heeft behaald
Synoniemen
Hyponiemen
- bachelor na bachelor, hbo-bachelor, wo-bachelor
Afgeleide begrippen
|
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord bachelor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bachelor" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ bachelor op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Uitspraak
- Geluid: bachelor (VS) (hulp, bestand)
Woordherkomst en -opbouw
- van het middeleeuws Latijn baccalaureus
enkelvoud | meervoud |
---|---|
bachelor | bachelors |
Zelfstandig naamwoord
bachelor m
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.