jureren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  jureren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ju·re·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
jureren
jureerde
gejureerd
zwak -d volledig

Werkwoord

jureren [2]

  1. inergatief als jury optreden, beoordelen als jurylid
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord jureren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.